Previous Columns 2001

Hoe kunnen (jazz)muzikanten bestaan?
Gezellig Orgelen in Hoogland
Imago
Rook, meer rook!
Jazz in Nederland: De situatie is hopeloos
Het belazeren van de kluit
Jazz als laatste redmiddel
Ouderwetse Avant Garde
En nou even serieus
Een behangetje uitkiezen met St. Germain
Oh Brother will I miss you
First published 15.12.2001

Hoe kunnen (jazz)muzikanten bestaan?


Een paar weken terug sprak ik een muzikant die vertelde over een optreden in een gelegenheid waar al minimaal twee decennia ‘live' jazz wordt geprogrammeerd. Zelf heb ik er nooit gespeeld maar ik ben er verscheidene keren binnen geweest. Of de beloning nog steeds dezelfde was, wilde ik weten.
Die bleek inderdaad gedurende al die tijd nauwelijks verandering te hebben ondergaan. Het was nog steeds slecht betaalde slavenarbeid waarop inflatie noch flexwet invloed hadden gehad. De betaalde fooien hadden zich aan alle financiële upgrading onttrokken.
Waarom deze tent dan nooit problemen had om het podium met musici te bevolken? Simpel, omdat musici nu eenmaal graag willen spelen en desnoods geld meenemen om te kunnen optreden. Van die wetenschap wordt driftig misbruik gemaakt door programmeurs, platenbazen en ander discutabel volk.
Veel (jazz)musici voor de keus gesteld spelen of thuiszitten zullen rucktsichloss voor spelen kiezen.
Van een andere muzikant vernam ik de gages die worden betaald in een club waar gedurende vijf dagen achter elkaar kan worden opgetreden. Een voor jazz spelend Nederland nauwelijks bekend fenomeen.
De programmering kan dan ook tot het jaar 2050 vooruit met boeken.
Het bleek dat een musicus hier rond de 300,-- gulden per avond kon vangen. Bruto, als ik het goed heb begrepen, dus ook al niet een echte vetpot. Neerkomend op een schamele 50,-- gulden per uur en dan moet je niet helemaal in Groningen wonen, want met een gemiddelde reistijd van vijf uur uit en thuis zakt je uurloon dan tot onder de drie tientjes.
En trachten voor 75,-- gulden per nacht een onderdak in Amsterdam te vinden doet je al snel in een jeugdherberg of budgethotel belanden.
Om musici toch een beetje financiële voorspoed te bezorgen is begin jaren zeventig de BIM opgericht. Toch is ook deze club er niet echt in geslaagd om aangesloten musici een acceptabel inkomen te verschaffen.
Het heeft doodeenvoudig te maken met het feit, dat er te weinig mogelijkheden zijn om via optredens een bekwaam inkomen bij elkaar te sprokkelen.
Het lijkt wel of er een enorm potentieel aan jazzpodia is maar in de praktijk blijkt er maar een twintigtal voor een regelmatige programmering zorg te dragen. Op een enkele uitzondering na (BimHuis, Dizzy, Pompoen e.d.) omvat die programmering ook niet meer dan één tot hooguit vier concerten per maand.
Gedeeld op het aanwezige muzikantenpotentieel kom je in het gunstigste geval tot hooguit tien optredens per jaar. Waarbij nog komt dat in de zomermaanden bijna de hele handel plat ligt. Natuurlijk zijn er musici die veel meer optredens weten te versieren maar die spelen dan meestal in een onnoembaar aantal groepen. De ene keer als leider, de andere keer als begeleider.
Bijkomend probleem vormt het feit dat de meeste podia gerund worden door goedwillende amateurs die maar al te vaak fervente stokpaardjes berijders blijken te zijn. Zo heb ik meegemaakt, dat ik in een bepaalde club geen poot aan de grond kreeg. Dat ging jaren door tot op een gegeven moment het podium zich wel toegankelijk opstelde. Gevraagd naar deze ommekeer werd duidelijk dat de vorige programmeur orgels haatte. Ik bedoel maar.
Een ander euvel schuilt in de discontinuïteit van de programmering bij de Nederlandse podia. Succes wordt niet beloond met een herhaald optreden maar met een ‘schuift u maar weer achteraan aan'. Vervolgens blijkt dat er weer minimaal driehonderd wachtenden voor je zijn.
Als je dan na een jaartje weer opbelt met de vraag of er wellicht een optreden in zit, dan blijkt het voltallige bestuur, de programmacommissie of de programmeur opgestapt en kun je aan de nieuwkomers weer van voren af aan beginnen met uit te leggen wie, wat en hoe. Een uiterst frustrerende bezigheid.
Muzikanten die in Nederland een bestaan met jazz willen opbouwen zijn gewaarschuwd. Het in een dwangbuis gehuld beklimmen van de noordwand van de Eiger is daarbij vergeleken peanuts.
First published 27.11.2001

Gezellig Orgelen in Hoogland


Wie er nog twijfels over mocht hebben of het Hammond orgel nog een toekomst heeft werd er op de lustrumviering van de Hammond Toonwielorgelvereniging Nederland subiet van verholpen.
De belangstelling voor deze dag in het teken van het Hammond geweld was boven modaal. Wat wel opviel was dat orgelen een typisch mannelijke aangelegenheid lijkt. Zo waren alle aanwezige Hammondorganisten van het mannelijk geslacht en was het aantal vrouwelijk ‘angehauchten' gering.
Dit is opvallend temeer waar mijn kompaan Paul Weeden mij ooit verzekerde dat vooral de dames door het geluid van de Hammond gegrepen werden.
Vooral de lage tonen wilden nog wel eens sensuele gevoelens bij hen opwekken. Ik moet hem op zijn woord geloven want eerlijk gezegd is het mij nooit opgevallen. Mogelijk heeft het te maken met de aard van ons volkje, dat niet snel te betichten zal vallen van opmerkelijk gedrag in deze richting. Als er op een feestje gedanst wordt snap je meteen waarom.
Terug naar Hoogland.
Optreden voor een publiek dat echt geïnteresseerd is in wat er muzikaal gebeurt vormt voor de musici een spannende aangelegenheid. Je weet dat er niet alleen geluisterd wordt maar ook technisch begrepen waarover het gaat. De geproduceerde klanken worden door de aanwezigen niet louter en alleen als klanken ervaren maar men weet ook hoe de totstandkoming in elkaar zit. Soms neemt men zelfs de muziek op de koop toe omdat men verkikkerd is op het geluid.
Bijkomend voordeel is, dat door de interesse voor het instrument mensen soms over een muzikale streep worden getrokken.
Van de optredende organisten was op twee uitzonderingen na, de muzikale voedingsbodem in de jazz en blues gelegen. Niet vreemd want de bekendheid van de Hammond is voor een groot deel uit die contreien afkomstig.
De twee Jimmy's , Smith en McGriff, vormen duidelijk de voorbeelden waaraan gespiegeld wordt. In mindere mate is dit het geval voor de toehoorders.
Een groot deel van hen is toch meer geporteerd voor de theatrale kanten van de Hammond. Hun bewondering voor het instrument is echter dermate groot, dat zij toch de sprong wagen naar het beluisteren van meer extremere klanken. Een lichte vorm van schoktherapie hebben zij er wel voor over.
Leuk was het onverwachte optreden van zangeres Denise Jannah met Bert van der Brink op Hammond. Bert, voorzien van een ongenadige dosis muzikaliteit, benadert het orgel vanuit een andere richting. Zijn ‘roots' liggen minder bij de Jimmy's maar meer bij Cor Steyn en de Peddlers zo te horen. Hij gebruikt andere registraties dan de broeders aan de overkant van de grote plas en ook zijn ritmische bespeling getuigt van andere invloeden. Het resultaat is een eigen geluid en dat kan niet genoeg geprezen worden.
Nee, ik zie vol verwachting uit naar de volgende lustrumviering.


HERBERT



First published 24.10.2001

Imago


"We hebben er tien jaar over gedaan om erachter te komen wat de oorzaak is van het slechte imago van het orgel en het duurde twee jaar voor we dat eindelijk aan de pers mochten vertellen".
Dit zei Yvonne Sprenger van het Promotieteam Orgel en Keyboard, die in het radioprogramma ‘Kopspijkers' de twaalf jaar oude (sic!) Bavaria commercial (met de orgelspelende vrouw in bloemetjesjurk die door haar man letterlijk wordt weggedraaid) verantwoordelijk stelde voor het slechte imago van het orgel.
Als ik zoiets lees, dan denk ik meestal waar hebben die mensen het in godsnaam over?
Een slecht imago veronderstelt ook de eventuele mogelijkheid van een goed imago. Toch? Nou ik kan de geachte dame van het Promotieteam verzekeren dat aan ‘het orgel' noch een goed noch een slecht imago kleeft. Als er al sprake zou zijn van een imago, dan is het er een van oubolligheid, Cor Steijn, trijpen tapijtjes en ‘motten in een oude jas'.
Tien jaar claimt het Promotieteam erover gedaan te hebben om achter deze waarheid te komen. Dat geloven ze hopelijk toch zelf niet, anders zou ik hun opdrachtgever het dringende advies willen verstrekken het Promotieteam met onmiddellijke ingang te ontbinden.
Ik vrees dat er met het veronderstelde imago van het orgel iets anders aan de hand is. Niet het orgel heeft een slecht imago maar de bespelers ervan kleeft het een en ander aan.
Het orgel heeft in Nederland doodeenvoudig de pech, dat het altijd vereenzelvigd wordt met een bepaalde groep bespelers en ja die behoor(d)en bepaald niet tot het meest vooruitstrevende deel van de natie.
Samen met moderne muziek componist Loek Dikker was ik eens uitgenodigd door de heer Witteman, toenmalig directeur van Hammond Nederland -we spreken eind jaren zestig- om op de Firato, de in de Rai gehouden elektronica beurs, een demonstratie Hammond bespelen te geven. Wij kweten ons met verve van deze edele taak met als resultaat dat na afloop een van de verkopers op ons afliep die ons toe siste: "Lulhannesen als jullie dat nog een keertje flikken verkopen wij helemaal geen orgel meer". Exit cultuur.
Op zaterdagavond is een typisch voorbeeld te zien hoe er in Nederland tegen het orgel aangekeken wordt. De Vara zendt dan het tv-programma ‘Later wordt het leuk' uit rond de cabaretier Dolf Jansen en toen ik een keertje keek zag ik, verdomd als het niet waar is, zomaar een B3 staan. Tjonge, zoiets wekt verwachtingen. Zenuwenlijer Dolf werkte zijn programma af en plotseling klonken daar de klanken van een Hammond om aan te geven dat een show-item voorbij was. En wat klonk er dan? De meest erbarmelijk Hammond riedel die er in honderd jaar op het instrument gespeeld is. Cor Steijn tot de zevende macht. De man die daar verantwoordelijk voor is, valt duidelijk in de categorie Hammond haters. Zo iemand zou je toch eigenlijk meteen uit zijn lijden moeten verlossen.
Wie wel eens de Amerikaanse show van David Letterman heeft gezien weet dat daar ook een B3 door de bandleider wordt gebruikt, die daar beslist geen walgelijke riedels op speelt. Helaas is het in dit zompige polderland anders en te vrezen valt dat het tussen orgel en Nederland nooit meer goed komt.
De verhoudingen zijn te zeer getroebleerd om die hoop nog te koesteren.
Binnenkort viert de Hammond Toonwielorgelvereniging Nederland haar tien jarig bestaan. Daar zal de fine fleur van het Nederlandse Hammond gebeuren te beluisteren vallen. Het zou niet onaardig zijn om alle voor de muziek verantwoordelijke omroepbonzen daar naar toe te halen om ze eens goed met hedendaagse Hammond geluiden de oren te wassen, zodat ze gelouterd aan het programmeren kunnen slaan.
Dat zal wel zacht dromen blijken.
Herbert






First published 22.9.2001

Rook, meer rook!


Roken is een onderwerp, dat de laatste jaren in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan.
In de VS word je langzamerhand als een paria behandeld mocht je de euvele moed tonen om een pafferik op te steken. ‘Not done' is daar het adagium.
Ook in Nederland weet men er langzamerhand goed raad mee. Het opsteken van rookbare waar in openbare ruimten en vervoer - een enkele rookcoupe daargelaten- is ten strengste verboden en strekt niet tot aanbeveling. Het zij zo.
Bij het anti-rookbeleid wil ik wel een kleine geniepige kanttekening plaatsen, mij aangereikt door Martin van Amerongen, de meeste bestrijders van het rokertje zowel in nabije als verre verleden hadden een nare dictatoriale achtergrond. Met als ergste exponent van de soort, Alois Schrickelgrüber ook wel bekend als Adolf Hitler.
Toch wilde ik het niet over deze vorm van roken hebben al mag ik zelf graag een sigaartje opsteken. Nee, de rook die mij de oren uitkomt is niet die van opgerolde tabaksbladeren maar die van mini Vesuviussen ook wel rookmachines genoemd.
Waar er in vroeger jaren wel eens een enkele keer zo'n onding zijn onheil over een podium stond te verspreiden vind je deze mini Etna's nu zelfs op het meest achterlijke podium van Tjietsjerkstradeel.
God, wat een ellende. Deze hoestveroorzakers zijn meegezogen in de opkomst van een ander helaas niet meer uit te roeien fenomeen, de PA. Waar in betere tijden zaal versterking alleen nodig was voor podia met de omvang van de Ahoy tooit nu iedere tent waar meer dan tien stoelen staan zich met een dergelijke gehoorpijn-grens-oprekker.
Veelal bediend door gehoorgestoorden.
In plaats van de aanwezigen hun oren te laten spitsen om van de muziek te genieten worden die nu overspoeld door een baaierd aan audio-geweld waartegen verzet nutteloos is. Vermijden van dit geweld is alleen mogelijk door de persoon achter het mengpaneel in de boeien te slaan en gevankelijk weg te voerenrichting bezemkast.
Ook tijdens de onlangs door mij als orgelverhuurder meegemaakte tour van Dr. Lonnie Smith was het weer raak. Op een enkele uitzondering na waren alle podia voorzien van een mini Stromboli en gehoorgestoorde geluidslieden. De Krakatau's deden hun werk en hulden de podia in een dichte ondoordringbare mist waar alleen aan het hoesten van de musici te horen was dat er nog leven op het podium te bespeuren viel.
Het geluid was in de meeste gevallen van navenante kwaliteit, oorverdovend en volkomen verkeerd afgesteld. Dit gold ook de monitoren op de podia.
Musici worden geacht door de aanwezigheid van deze bovenmaatse luidsprekers elkaar beter te horen. Daarvan is zelden sprake. Het geproduceerde heeft een dergelijk hoog geluidsniveau, dat je gehoor het opgeeft na een tiental minuten vergeefse strijd. Het aantal musici met gehoorproblemen evenals dat van de toehoorders in de zaal, is dan ook sterk groeiend.
Waarom het allemaal zo snoeihard moet?
Deels is dit te wijten aan het feit dat de mengtafel bedieners niet zijn opgegroeid met akoestische muziek en dus met dynamiek. Op het moment dat een musicus op het podium zachter speelt treedt er bij de schuifregelaars een Pavlov reactie op, de volumeknop gaat verder open. Wordt er harder gespeeld op het podium, dan wordt het zaalvolume niet aangepast en zo ontstaat er na korte tijd een de oren pijn doend lawaai.
Vaak vormt het reeds aangetaste gehoor van de geluidstechnicus een bijkomend probleem. Onmachtig om nog een duidelijk hoog of laag te onderkennen worden de bassen en het hoog veel te hard versterkt. Resulterend in een dreunend gevoel in de maag en een snerpend gegil in het oor.
Te vrezen valt, dat geconstateerde euvels niet meer terug te draaien vallen.
Concertbezoekers dienen zich dan ook te wapenen met oordopjes en mondkapje, opdat zij, na constatering dat de Mount Helen weer op uit barsten staat en de geluidstechnicus alleen nog in gebarentaal communiceert, de juiste maatregelen kunnen treffen.

Herbert


First published 18.8.2001

'Jazz in Nederland: De situatie is hopeloos‘


Zegt mijn vriend Cor: "Weet je wie er als nieuwe Nederlandse jazzzangeres aan het firmament is verschenen?"
Dat wist ik natuurlijk niet. Maar ik vreesde het ergste. "Nou vertel het maar", zei ik.
"Imca Marina".
De schok was groot. Na de profilering als jazzzangeres van Joke Bruys, Mathilde Santing en nog wat van dat kaliber, dacht ik op het ergste voorbereid te zijn. Maar nee.
"Dat is een grap", zei ik. Dat moest wel een grap zijn. Dat kon haast niet anders dan een grap zijn. Als dit geen grap was waar moest het dan heen met de wereld.
"Nee", zei Cor, "ze treedt op tijdens een jazzfestival en ze heeft altijd al de ambitie gehad jazz te zingen".
Ja, die ambitie kun je natuurlijk hebben. Zo heb ik bijvoorbeeld altijd de ambitie gehad om de Tour de France op mijn naam te schrijven. Maar een kwartiertje zitten op het zadel van een echte race-fiets deed mij snel inzien, dat deze ambitie lichtelijk te hoog gegrepen was.
Imca Marina en jazz: Two worlds who never will meet.
"Weet je wie er nog meer jazz gaat zingen?", zei Cor.
Namen gierden door mijn hoofd. Welke onverlaten konden zich nog meer aan Summertime en All of Me vergrijpen. Dat zijn tenslotte de liedjes die elke zichzelf respecterende jazzzangeres gaat zingen na een leven gewijd aan polka's en smartlappen. Katja Schuurman misschien of Anouk, je weet maar nooit tenslotte wie zich geroepen voelt in de voetsporen van Billie Holliday en Sarah Vaughn te treden.
"Nee, die niet, het is een man", zei Cor.
Een man? Hadden wij dan mannelijke zangers met een hunkering naar jazz? Marco Borsato als jazzzanger? Of hadden Acda en de Munnink het jazzlicht gezien? Gerard Jolink dan? Wellicht had die, met de Achterhoekse blues als fundament, plotseling in een vlaag van verstandsverbijstering, want wat doe je je fans aan, besloten echte muziek te gaan maken.
"Allemaal niet", zei Cor, "het is Lee Towers. Die gaat zingen op een jazz festival en hij presenteert zich daar als jazzzanger. Het stond in de krant van Wakker Nederland. Hij treedt daar op samen met Pia Beck en meer van dat fraais".
Beweren dat mijn wereld instortte is lichtelijk overdreven maar de neiging om het woord jazz te ontkoppelen van mijn muzikale bezigheden begint aardig de overhand te krijgen.

Dit land wordt overspoeld met keurmerken die steeds minder waar voor hun keurmerk bieden. Jazz vormde tot voor kort ook een soort keurmerk. De muzikant die jazz speelde was zich hier terdege van bewust. Wie zich er in Nederland op voorstond jazz te spelen kon zich er van verzekerd weten dat slechts één op de honderd landgenoten interesse voor zijn muziek had.
Die één op de honderd (man of vrouw ) was een onverbeterlijke ‘diehard', wier bekentenis van jazz te houden, spot en hoon van de overige negen-en-negentig afriep. Leuk was dat natuurlijk niet, maar zowel musici als luisteraars hadden wel het gevoel met eerlijke muziek bezig te zijn.
Met de toetreding van de Imca's, Mathilde's, Joke's en Lee's tot het jazzgebeuren dient er zich een dermate grote verwatering van dit keurmerk aan, dat diegenen die zich tot de echte jazz aangetrokken voelen zich driftig achter het oor beginnen te krabben.

Laat ons een nieuw woord voor deze muziek bedenken, opdat het onderscheid met de overige muzikale ellende gehandhaafd blijft.
‘Impro-music' misschien?
Mail mij uw reacties.

Herbert's Column

First published 17.7.2001

'Het belazeren van de kluit‘


Naar het North Sea Jazz Festival ben ik niet geweest. Alleen als ik er speel zult u mij op deze alternatieve kermis kunnen verwachten. Dit jaar niet, misschien volgend jaar of nooit meer. Geen probleem.
De tv en radio verschaffen een beperkt inzicht in het aanbod van de afgelopen festiviteiten. Te hopen valt, dat het getoonde niet representatief was voor het hele festival. Opvallend in de getoonde beelden waren de overmaat/macht aan zangeressen. Van top zeurzangeres Erykah Badu tot aan het zingende nichtje van Astrud Gilberto (of was het haar dochter in welk geval ik moeder toch zou aanraden haar dochter te wijzen op het bestaan van bh's). Zonder vocalistes geen muziek, zo scheen het.
Zeurzangeres Erica Whright zoals ze van oorsprong schijnt te heten, maakte met twee zaken een diepe indruk op mijn tere zieltje. Beiden vielen helaas niet onder de categorie muziek te rangschikken maar daar schijnt het in deze tijden toch steeds minder om te gaan.
Ten eerste was daar het onthutsende moment dat de torenhoge lappenmand van haar hoofd verdween en er een gemillimeterde haardos onder bleek te zitten en het tweede schokkende moment viel te beleven toen Erykah in al haar wijsheid bekende naar onze aardkloot gezonden te zijn als EHBO-ster.
"Ik ben hier om de wereld te redden", zo viel in een tv-interview uit de mond van deze buitenaardse te vernemen. Je moet maar durven. Zo krijgen dit soort tantes enige bekendheid buiten de schuifdeuren en zo rolt de ene intellectuele volzin na de andere over hun lippen.
Oef, ik kreeg het er Spaans benauwd van want je begint je dan zo nietig te voelen. Zo onbeduidend in vergelijk met deze van miljoenen lichtjaren ver naar ons toegezonden diva.
Ook bij de immer grijnzende George Duke gaf een zangeres acte de présence. Deze had goed naar Al Jarreau gekeken en geluisterd en vervolgens gedacht ‘die truc ken ik ook'. Het publiek reageerde ook nog begeesterd op haar vocale uithalen. En George maar grijnzen.
John Scofield deed het zonder zangeres. Als hij goed om zich heen heeft gekeken, is hij wellicht tot de conclusie gekomen, dat het eigenlijk niet zonder kan. Ik houd mijn hart vast. Scofield kwam er eerlijk voor uit, dat hij op het podium eigenlijk leiding geeft aan een veredelde jam-sessie. Zo klonk het ook. Maar dan belazer je in ieder geval niet de kluit.
Tot besluit een zangeressen mopje:
Een jazztrompettist overlijdt en gaat naar de hemel. Daar aangekomen kan hij zijn oren haast niet geloven als hem wordt verteld, dat hij is opgesteld in de ‘All Star Heaven Big Band'.
Hij komt naast Satchmo te staan en voor hem ziet hij Miles en Clifford Brown. Hij tikt Satchmo aan: ‘Dit is zo geweldig. Fantastisch.' Satchmo kijkt hem aan en knikt: ‘Yeah man a great band. There is only one problem, God's girlfriend get's to sing'.


First published 22.6.2001

‘Jazz als laatste redmiddel'


Wie nog wel eens de moeite neemt (of nam) om de radio te beluisteren denkend: ‘Misschien pik ik nog wat leuke muziek mee', zal al snel geconstateerd hebben, dat thuiskomen van een koude kermis hierbij vergeleken een veertiendaags vakantietripje naar een zonnig Zuidzee eiland was.
Op muziekgebied is het kommer en kwel in radioland. Af en toe valt er een muzikaal aanvaardbaar oprispingetje op Radio 4 te beluisteren maar dat is het dan.
De radio, commercieel of niet, zucht onder de terreur van gehoorgestoorden met een slechte smaak. Heeft de ene zeurzangeres haar pleidooi voor een op haar te plegen vrijwillige euthanasie afgesloten dan meldt de volgende zeurzanger zich aan met een identiek pleidooi.
Wat een armoe.
Maar ja die jengelende kinderen weten niet beter want waar hadden ze moeten luisteren om te horen hoe het wel moet? De televisie? Daar is alleen maar het beeld belangrijk en de inventiviteit van de clipmaker gevolgd door de outfit van de musici dientengevolge van grotere importantie dan de muziek die er voortgebracht wordt.
De radio dan? Daar is na het verscheiden van Michiel de Ruyter en het verdwijnen van jazzgerichte programmamakers bij de diverse omroepen, gigantisch de klad in gekomen.
Op het onvolprezen ‘Sesjun' en ‘Jazz op vier' na, vallen er geen tekenen van leven meer te bespeuren. Alleen bij het commerciële ‘Businessnieuws radio' vallen na acht uur ‘s avonds gelukkig met grote regelmaat jazz, blues en aanverwanten te beluisteren, overigens zonder onderbreking door commercials.
De situatie in jazzland mag dan vrij hopeloos zijn de situatie in popland is nog erger. Niet dat er geen muziek meer gemaakt wordt, voor die constatering daar hoef je de radio maar voor aan te zetten. Kan je meteen de muzikale woestijn ontdekken waarin de pop veranderd is.
Deze transformatie tot overmaatse zandbak hebben ook de jongens van de platenlabels vastgesteld, zij zien hun verkoopcijfers dramatisch dalen.
Als laatste redmiddel om de verkopen op te vijzelen is nu de jazz uit de kast gehaald en zo kan het gebeuren dat sinds enige jaren een gestaag groeiend aandeel pop op jazzfestivals te beluisteren valt.
Zeurzangeres Erykah Badu op North Sea en Elvis Costello op het nieuwe World Port Jazz Festival vormen daar typische voorbeelden van. Geen van beide heb ik ooit één swingende noot horen spelen, een van de eerste vereisten voor jazz.
Ter verontschuldiging van deze vervuiling wordt snel het woord ‘fusion' in stelling gebracht. Maar evenmin als de ‘fusion' keuken echt blij makend en tongstrelend uitpakt is dat met de ‘fusion' muziek het geval.
Nogmaals: armoe.

Is er dan geen oplossing voor het probleem? Natuurlijk is die er, weer alle troep van radio en tv en laat integere musici hun muziek ten gehore brengen.
Dit zal wel een brug te ver blijken te zijn maar zo is er misschien een kans dat volgende generaties in ieder geval weer in contact worden gebracht met echte muziek. Want bij de huidige heeft waarschijnlijk allang het idee postgevat, dat muziek gemaakt wordt door dj's achter een batterij knoppen en draaitafels.


First published 28.4.2001

‘Ouderwetse Avant-Garde'

Ja, u leest het goed. Zo stond het onder de rubriek ‘jazz' in de Parool agenda van 21 april.
Stel je zoekt wat verpozing om de dagelijkse beslommeringen even te vergeten, je kijkt in de agenda om iets van je gading uit te zoeken en dan stuit je op de tekst ‘ouderwetse avant-garde'. Wat moet je je daar nou bij voorstellen?
Gaat het hier om een stelletje oude stijl fanaten die de muziek van Bix Beiderbecke weer eens keertje nieuw leven in willen blazen? Genoemde kornettist viel in de twintiger jaren beslist onder het kopje avant-garde dus dat zou kunnen.
Of betreft het hier ‘Willem Breuker revisited' en stond de bezoeker een avondje piep-piep-knor te wachten? Mogelijk het laatste, want zodra het woord ‘avant-garde' valt komt Breuker onherroepelijk in het vizier. Niet helemaal terecht naar mijn mening want ik heb bij tijd en wijle niemand zulke ouderwetse muziek horen maken als good old Willem, maar toch.

Een benoeming als ‘ouderwetse avant-garde' geeft -waarschijnlijk ongewild- niet alleen haarscherp aan, dat alle vernieuwing niet alleen betrekkelijk is maar ook dat niets zo snel verouderd als een stroming die geen vervolg kent. Want dat is wel duidelijk,‘avant-garde' is zo dood als een pier.
Het vinden van musici die zich nu nog met de omschrijving ‘avant-gardist' tooien staat gelijk aan het zoeken van de bekende naald in de hooiberg.
‘Avant-garde' is uit, passé, finito, over.

Daar ben ik niet rouwig om. Niet alleen hebben zich hele generaties van de jazz afgekeerd omdat ze deze muziek associeerden met melige, niet swingende muzikale paljasserij maar ook veel muzikanten zagen hun toekomst ruw verstoord door een stelletje belligerente beunhazen.
Een van de ‘avant gardisten' die een onuitwisbare indruk op mij heeft achtergelaten was de Amsterdamse pianeur K. Onze muzikale paden kruisten zich begin zeventiger jaren met grote regelmaat.
Niet tot wederzijds genoegen, hoewel wij op het persoonlijk vlak best een aardige verstandhouding hadden. Wat K. echter muzikaal te berde bracht vond ik niet te vreten en regelrecht vallen onder de noemer volksverlakkerij.
K. had het muzikale tij echter mee en werd in de ‘progressieve' pers de hemel in geschreven.
Hij heeft zelfs een Lp gemaakt, welke eer in die jaren beslist niet iedere muzikant te beurt viel.

De Leidense jazzclub Hot House had mijn groep begin 1971 uitgenodigd voor een concert.
Helaas was de club vijf hoog op een zolder gevestigd en het meeslepen van een Hammond viel dan ook buiten de mogelijkheden. De organisatie vroeg mij of ik dan een ander toetsinstrument mee kon nemen, want men beschikte niet over een piano. Vreemd voor een jazzclub maar kan gebeuren.
Enfin ik had nog een loodzware Fender Rhodes met versterker en die werd dus vijf hoog naar boven gesleept. Puffend kwam ik de clubruimte binnen en tot mijn verbijstering keek ik regelrecht naar een prachtige vleugel.
Gealarmeerd door mijn scheldkanonnade kwam ijlings iemand van de organisatie toegesneld, die vroeg wat er aan de hand was.
Als antwoord op mijn vraag waarom ik met alle geweld een instrument moest meezeulen als er al een nog beter instrument klaarstond werd verontschuldigend de naam van K. genoemd.
Op mijn vraag wat die er mee te maken had werd mij verzocht even achter de vleugel plaats te willen nemen en een riedel te spelen. Ik tilde de klep van de vleugel op en sloeg een paar akkoorden aan, althans deed een poging daartoe.
Uit de vleugel kwamen geluiden die niet des vleugels waren maar meer aan het in beweging brengen van een verzameling oud ijzer deden denken. Geschokt tilde ik de deksel van de vleugel op. Tussen de gebroken hamertjes krulden de gesneuvelde snaren mij vrolijk tegemoet. Het zeulen met de Fender was duidelijk niet overbodig geweest.
De molestatie van het instrument had de voorgaande week plaats gegrepen toen K. achter het klavier had plaats genomen. Hij had de toetsen dermate hardhandig bewerkt -het woord bespelen is in deze context misplaatst- dat het woord lam aan vleugel diende te worden toegevoegd. Dat K. nimmer en nooit meer voor het verrichten van muzikale acrobatiek zou worden ingehuurd door Hot House is haast een overbodige mededeling.
Toen K. een paar weken na dit voorval een concert in het theater Klein Bellevue gaf dreigde de daar aanwezige piano een zelfde lot te ondergaan als de Leidse vleugel.
Het ingrijpen van een tot het uiterste getergde barkeeper voorkwam dit, de man kwakte simpel de klep van de piano dicht op K's. handen welke handeling met luid applaus werd gehonoreerd door een deel van de aanwezigen.
Nee, ‘avant-garde', de Nederlandse variant dan, heeft mij nooit kunnen bekoren, laat staan ‘ouderwetse avant-garde'.

First published 4.4.2001

En nou even serieus

Er is in Nederland een blad, dat zich met de titel ‘Jazz’ getooid heeft.
Wie nu verwacht in dit blad serieuze artikelen over deze muzieksoort aan te treffen zal helaas teleurgesteld worden. Een groot deel van de 148 pagina’s van het laatste nummer is gevuld met advertenties, modereportages, kleurige tekeningen en veel foto’s.
Toch schiet er nog wat ruimte voor tekst over en zo kunnen wij kennis maken met het jazzleven in Berlijn een op de oerknal terugblikkende Dianne Reeves en een tegen de verloedering strijdende Oleta Adams.
Gelukkig staat er ook een interview in met een echte jazzheld, Jimmy Smith. Ter gelegenheid van het uitkomen van zijn nieuwste cd, ‘dotcom blues’.
Wat eerst een verademing lijkt te zijn tussen alle trivia, variërend van het restaurant waar Chet Baker niet gegeten heeft tot aan de oprispingen van een columnist die Chet Baker als inspiratiebron opvoert, blijkt tijdens lezing tot hartgrondig gevloek te leiden.
De interviewer heeft zich er met een jantje van leiden van afgemaakt.
Dat hij muziek- en mediajournalist is voor NRC Handelsblad doet het ergste vrezen voor het kwaliteit’s imago van onderhavige courant. Het is toch op zijn minst raadzaam je enigszins in het te interviewen slachtoffer te verdiepen.
Ook verdient het aanbeveling als deze laatste een muzikant is zijn muzikale oeuvre onder de loep te nemen. In het geval van Jimmy Smith heeft de verslaggever dit niet nodig geacht, zoals blijkt uit het geschrevene.
Laten we beginnen bij enige verifieerbare gegevens.
"Wie bij internetzoekmachine Altavista de naam Jimmy Smith intikt, krijgt maar liefst 870.342 hits voorgeschoteld", laat de schrijver weten.
11.306 pagina’s is het resultaat dat door mij op deze manier geboekt wordt. En Jimmy Smith de organist moet deze dan nog delen met Jimmy Smith de ‘football player’.
"Combineer de naam met het woord ‘organ’ en ruim 350 duizend sites schieten voorbij", vervolgt onze muziekjournalist. Ik kom niet verder dan ruim 100 duizend maar de toon voor het stukje is dan al gezet.

Als je een geboortedatum en leeftijd van de geïnterviewde vermeldt dan verdient het aanbeveling even te checken of deze kloppen. Nu, Jimmy Smith is geboren op 8 december 1925 (Encyclopedia of Jazz en Grove Dictionary) en niet in 1928 en zijn leeftijd is derhalve geen 72 maar 75 jaar.
Overigens verschijnt ook 8 december 1926 als geboortedatum in een onofficiële site. Misschien voelt Jimmy zich 72 maar dat is niet de maatstaf.
Noem je namen van muzikanten en vermeldt je daarbij het door hen bespeelde instrument dan kan het geen kwaad ook dit even na te lopen. Dan zou vermeden zijn dat de kortelings overleden tenorsaxofonist Stanley Turrentine als trombonist geafficheerd wordt.
Als interviewer met als specialisatie muziek, moet het toch vragen oproepen als Jimmy Smith hoog opgeeft van zijn pedaalspel en op zijn nieuwste cd een bassist/basgitarist zit mee te dreunen. Dan zou ik toch wel willen weten wat de achterliggende reden vormt.
Misschien een ranzige producer die Jimmy onder de aandacht van het met dreunende bassen geïndoctrineerde cd draaiende volkje wil brengen?
Laat ik echter niet te veel zout op de slakken leggen. Het interview bracht ook nog een zienswijze van Smith naar voren waarmee ik mij wel kan verenigen. Jimmy vindt muziek een aflopende zaak.
Op de radio is alleen maar shit te horen en het publiek laat het ook afweten. In een muzikale wereld waar de toon gezet wordt door dj’s en minkukelige pc bedieners geen bizarre constatering.
Wat niet wegneemt dat zichzelf serieus nemende interviewers moeten voorkomen dat ze broddelwerk afleveren anders gaat de teloorgang nog sneller en kunnen ze volgens Jimmy gevoegelijk bij de 'shit' gezet worden.


TOP

First published 6.3.2001

Een ‘behangetje’ uitkiezen met St.Germain


Wie nog mocht hebben getwijfeld aan de muzikale kwaliteiten van Ludovic Navarre zullen na een bezoek aan de twee concerten die deze draaitafelvirtuoos gaf in het hoofdstedelijke Paradiso wellicht definitief de oren zijn open gegaan.
Zelf heb ik mij deze kwelling op doktersadvies ontzegd maar mijn spion meldde na zes minuten al een hevige nijging tot wegvluchten.
Ludovic stond zelf in een duister hoekje achter de opgestelde draaitafels. Zijn inbreng bestond uit het afdraaien van samples en het aan- en afzetten van de mechanische drummer.
De meespelende musici, leken spion van het plein voor het Parijse ‘Centre Pompidou’ weg geplukte straatmuzikanten.
Het was hem volledig duister waarop de roem van ‘St.Germain’ gegrondvest was.
Ook de recensent van Het Parool, Koen Schouten, had weinig compassie met onze Ludovic en hakte hem in een nietsontziende recensie volledig aan mootjes.
Dat Ludovic geen muzikant is, zoals hij zelf herhaaldelijk heeft beweerd, vond deze recensent overduidelijk bewezen. Zelfs het opstarten en afbreken van de ‘beats’ lukte niet al te best want onze ‘Tourist’ zat er ritmisch stuitend vaak naast.
Koen Schouten eindigde zijn recensie met de conclusie:
“Als podiumact toonde St. Germain zich verre van sterk. Echt lekker liep het niet, en echt lekker klonk het niet. Wel kwamen keurig verschillende tinten behang voorbij: funky-behang, dub-behang, latin behang, jazzig-behang. Aardig, maar het blijft behang: alleen leuk on te bestuderen als je flink stoned bent.”
Na dit oordeel heb ik nog een tip voor Ludovic. Neem eens contact op met de Gamma of de Praxis. Die hebben een uitgebreide behangafdeling en mogelijk voelen ze wel voor samenwerking. Een behangetje uitkiezen met op de achtergrond muzikaal behang, daar moet toch iets uit te slepen vallen.

And now for something completely different

Dear Friends;
It is with this letter that we, the Fans Of Real Music (FORM), officially denounce and protest the selection of Steely Dan "Two Against Nature" as the Grammy Award's Record Of The Year.
We, the loving fans of Eminem, Madonna, Brittany Spears, Coolio, N'sync, Christina Aguilara, The Backstreet Boys, Dr. Dre, Metallica, Limp Biscuit, Snoop Doggy Dog and The Deftones urge you to boycott ALL music that utilizes ANY of the following musical elements:
Melody, harmony, phrasing, dynamics, arrangement, good intonation, tonality, modulation, improvisation, real instrumentation, more than two sections and lyrics we don't understand. We also ask you not to listen to any music that DOES NOT contain acceptable subject matter. Acceptable subject matter would include ONLY the following:
Death, gang rape, mayhem, gender changing, bigotry, masturbation, public defecation, penile implants, John Rocker, and school bombings. We are profoundly convinced that Mr. Dan is either a communist or an agent of Napster as his covert actions against the Great Recording Industry are obviously an attempt to take food out of the mouths of our country's most loved artists.
We urge you to not purchase or see any music that is "jazz based" or has "jazz influence" as it undermines the purpose of music in America. We ask you to write your local representative as Steely Dan's attempts to destroy the Great Recording Industry can not go unnoticed.
Now for the good stuff.
Please forward this message to 15 of your closest friends and you will receive:
A) A $20 gift certificate to Tower Records will pop up on your screen!
B) A FREE automatic Napster download of Milli Vannelli singing "My Funny Valentine"
C) Advance jpeg files from Hustler's upcoming spread on "The Dixie Chicks"

If you'd like more info on our organization, pleas visit our website http://www.FORM.com
Please check out our new "Fun for the whole family section"!!
Sincerely;
Cire Nivlob
President and co-founder, Fans Of Great Music



First published 26.1.2001


Oh Brother, I will remember you

De eerste keer, dat ik de met zijn onafscheidelijke kapiteinspet getooide Brother ontmoette was tijdens de openingsmanifestaties van het nieuwe Utrechtse podium Vreedenburg in 1978.
Jack McDuff trad daar aan in goed gezelschap namelijk van Sonny Phillips en Richard 'Groove' Holmes. Met zijn drieën, begeleid door drummer Joe Dukes en een gitarist wiens naam mij ontschoten is, lieten zij horen hoe het klonk als drie Hammond's tegelijk bespeeld werden.
Een waar feest.
(Overigens waren het Hammond klonen, de nieuwe elektronische B3 variant, maar het klonk best goed).
Na afloop had ik een aangename conversatie met de uiterst beminnelijke en bescheiden Sonny Phillips een zeer onderschatte organist en met 'Groove'.
De kapiteinspet van Jack McDuff kon ik nergens meer ontwaren. Helaas, want ik had hem gaarne een paar vragen gesteld over zijn samenwerking met saxofonist Willis Jackson.
Het Utrechtse festijn vond plaats aan het eind van de zeventiger jaren en de eerstvolgende keer dat ik de inmiddels tot 'Capt’n' gepromoveerde Brother weer zag was in maart 1989.
Ik werd opgebeld door een club in Enschede of ik mijn orgel wilde verhuren voor een concert met Jack McDuff. Geen probleem, ik sjorde de C3 uit 1960 met een Leslie 825 vast in m'n Chevyvan en hup daar ging het richting Enschede.
In de club aangekomen bleek, dat er eerst een programma diende te worden afgewerkt van een workshoporkest en enige zangeressen voordat er serieuzere zaken aan bod kwamen.
Eindelijk was het zover. Ik stelde de C3 en de Leslie op, sloot het zaakje aan en wachtte naast de Leslie gezeten, op de dingen die komen gingen. Jack McDuff was in het gezelschap van gitarist Mark Whitfield, drummer Rudy Pettschauer, saxofonist Andrew Beals en zanger Johnny Lambert die ook de tamboerijn hanteerde.
Jack ging op de orgelbank zitten keek naar de drawbar en andere settings (vibrato, percussie), veranderde niets en begon te spelen.
En nu komt het: Mijn orgel, met mijn settings klonk totaal anders!
Ik werd ter plekke niet goed. De geluiden die de Brother liet horen, waren de geluiden die ik ook wilde horen maar nimmer hoorde. Ik zweer, hij had niets veranderd, speelde zonder pedaal -dat hoefde van hem niet eens gemonteerd te worden- en toch klonk er een totaal ander orgel.
Het concert heb ik opgenomen en af en toe draai ik het nog wel eens af. Elke keer ben ik dan weer verbaasd over het geweldige geluid.
Natuurlijk heb ik Jack na afloop over deze ervaring verteld.
Zijn reactie: 'You know, it's always different but I don't pay any attention to it, otherwise it makes you crazy'. Verder viel er niet veel te bepraten met de Captain want die was alleen nog maar geïnteresseerd in het Nederlandse gedoogbeleid inzake de verkrijgbaarheid van verboden middelen.

Beknopte biografie

De in 1926 als Eugene McDuffy geboren Jack McDuff startte zijn muzikale carrière als bassist maar schakelde al snel over op piano.
Rond 1957 moedigde saxofonist Willis Jackson hem aan het eens op een Hammond te proberen. In 1959 formeerde Jack zijn legendarische groep met gitarist George Benson, saxofonist Red Holloway en drummer Joe Dukes.
Deze groep betekende een doorbraak voor Jack Mc Duff die naderhand in 1963 met “Rock Candy” een hit scoorde, die hem definitief op de kaart zette. Tot oktober vorig jaar is Jack blijven toeren. Jack laat zijn vrouw en twee stiefkinderen achter.

Beknopte discografie
Jack McDuff heeft een oeuvre van ruim 75 lp's en cd's op zijn naam staan

1. TOUGH DUFF 1961 OJC 324
2. HONEYDRIPPER 1961 OJC 222
3. BROTHER JACK MEETS THE BOSS (w/Gene Ammons) 1962 OJC 326
4. SCREAMIN' 1962 Prestige 7259
5. LIVE! 1963 Prestige 7274 aka LIVE AT THE FRONT ROOM
6. SOMETHIN' SLICK 1963 Prestige 7265
7. STEPPIN' OUT 1963 Prestige 7666
8. HOT BARBEQUE 1966 Prestige 7422
9. THE HEATING SYSTEM 1972 Cadet (no catalogue number available)
10. RE-ENTRY 1988 Muse 5361
11. ANOTHER REAL GOOD'UN Muse MCD 5374
12. THE HEATIN' SYSTEM Concord Jazz CCD-4644
13. WRITE ON CAPT'N Concord Jazz CCD-4568
14. COLOR ME BLUE Concord Jazz CCD-4516





En bij de getruffelde lams-niertjes zetten wij Paul Desmond op

First published 10.1.2001


In deze smaak gestoorde wereld gaan wij steeds verder met het adviseren. Blijkbaar weet niemand vandaag de dag nog een eigen smaak te ontwikkelen. Op allerlei terreinen dient er voorgelicht over het hoe en wat, waarbij en wanneer.
De laatste ontwikkeling op dit gebied kwam ik kortelings tegen in een modieuze ‘glossy’ op het gebied van eten en drinken.
Naast de passende wijnkeuze werd eveneens de passende muziek geadviseerd. Blijkbaar is de huidige consument niet alleen incapabel om zelf een wijn bij de maaltijd uit te kiezen maar wordt ook zijn muzikale kennis niet voldoende geacht om de gerechten eer aan te doen.
How low can you go?
Natuurlijk is de huidige consument zo druk in de weer met het via zijn mobiele en laptop bijeen graaien van de nodige muntjes om de hypotheek te kunnen aflossen, dat het vergaren van de nodige kennis over de aangename zaken des levens er bij inschiet.
Er dient dan voorgelicht te worden want tenslotte moet het geld rollen anders stokt de economie.
De kwestie is, waar kan je als nieuwkomer de nodige kennis vergaren om zelf tot een afgewogen keuze te komen? Als we ons tot jazz beperken, is dat bepaald niet eenvoudig.
Via media als televisie en radio wordt er minimale aandacht aan deze muziek besteedt en in de geschreven media loop je om de haverklap tegen de stokpaardjes van recensenten aan.
Woon je in een van de grote steden dan is er nog wel een aantal platenwinkels te vinden die een wat uitgebreider assortiment hebben dan wat de Free Record Shops op het gebied van jazz in de bakken zetten.
Buiten de grote steden is er op jazzgebied sprake van een woestijn. Een woestijn zonder zelfs maar de geringste oase.
Het probleem schuilt er in, dat jazz commercieel bezien niet interessant genoeg is om er in te investeren. Volgens cijfers van het NVPI (de vereniging van platenhandelaren) is slechts één van de honderd verkochte cd’s een jazz of blues cd.
Ja, dan zal je als handelaar wel gek zijn om in jazz cd’s te investeren. Marco Borsato of de zoveelste her-persing van de 28ste van Beethoven levert meer op.
De echte fanatici kunnen via het internet soms nog wat vinden maar als niet ingewijde is het zoeken van de gewenste muziek niet altijd even makkelijk.
Degene die zich aangetrokken voelt tot deze muziekvorm zal zich moeite, veel moeite moeten getroosten om aan zijn of haar trekken te komen.
Dat is jammer want de aanwas van nieuwe jazz geïnteresseerden is broodnodig, de vergrijzing slaat al hard toe.

Vreemd genoeg zou eigenlijk van het tegendeel sprake moeten zijn want al jarenlang wordt er door de diverse conservatoria en muziekscholen al gedurende een tweetal decennia een niet aflatende stroom jazzmusici op de vaderlandse podia losgelaten.
De weerslag van deze aanwas, zo mag je vermoeden, moet toch terug te vinden zijn in een toenemende belangstelling. Niets is echter minder waar.
Hoe de vork nu precies in de steel zit wil ik mij gaarne laten uitleggen maar dat er iets schort aan de popularisering van de jazz in Nederland, zover is wel duidelijk.
Schrale troost mag het zijn dat in het er in de USA, tenslotte de bakermat van deze muziek, noch erbarmelijker voorstaat. Buiten enkele grote steden is er al helemaal geen sprake meer van belangstelling en voor een goed belegde jazz-boterham hoef je ook niet naar de overkant van de grote plas af te reizen

Tant pis.



Previous Columns/Vorige columns 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2000 1999 1998
Infopage Songbook for Hammondorgan News & Reviews CD's for sale